‘Je hoeft er niet te blijven wonen’ – deel II

Doordat het huis in slechte staat was, had ik weinig concurrentie. Misschien had dat een voorteken moeten zijn. Want waar ik vooral de potentie van het huis zag, schrokken anderen van de vochtplekken, de spreekwoordelijke knikker die met behoorlijk wat vaart van de hellende vloer zou rollen en de verkalkte badkamer (mocht je niet weten over welk huis dit gaat, lees dan eerst deel I). Ik besloot na een krappe vijfentwintig minuten in het huis niet overhaast te beslissen. Twee dagen later deed ik een bod.

Een reactie liet even op zich wachten; mijn bod zat ruim onder de vraagprijs en werd daarom niet geaccepteerd. De makelaar vroeg of ik bereid was mijn bod te verhogen en bood me een tweede bezichtiging aan. Bij die tweede bezichtiging praatte hij tegen me alsof het huis al van mij was: ‘kijk, hier hoef je alleen een wandje te plaatsen en bij de meterkast kun je er altijd nog voor kiezen om ‘m te vernieuwen, dat is een afweging die je zelf moet maken.’ Dat deed hij slim. Ik verhoogde mijn bod. En ‘kreeg’ het huis.

Als vrienden een huis kopen, zeggen dat er ‘best wel wat aan moet gebeuren’ en dan blijkt dat ze alleen hoeven verven, behangen en nog twijfelen over de vloer in de woonkamer, moet ik een beetje lachen. Als je niet op z’n minst de complete badkamer moet verbouwen en het plafond eruit moet slopen, valt het best mee met alles wat eraan moet gebeuren, toch?

In mijn huis moest namelijk nogal wat gebeuren. Het plafond moest eruit, er kwam een cv in, lekkages moesten worden opgelost, de beschimmelde keuken moest plaatsmaken voor een nieuwe en onbedoeld (ach, nu we toch bezig waren kon ik dat het beste meteen aanpakken, niet?) kwam er ook een nieuwe badkamer. Nadat er eerst een nieuwe betonvloer was gestort en een oude dakdoorvoer was verwijderd. Trouwens, die ‘authentieke’ vloer op de begane grond bleek waterschade te hebben. Ook die moest er dus aan geloven. Achteraf denk ik: er is niets wat we (mijn klusteam en de aannemer) niet hebben aangepakt. In feite bleven alleen de buitenmuren en de indeling van het huis intact; al het zichtbare, van vloeren en tegelwanden tot sanitair en radiatoren, is vernieuwd.

Zoveel moet je dus overhebben voor geluk

Het was een veel te groot project dat zoveel ruimte innam in mijn leven dat ik nergens anders meer mee bezig kon zijn. Zoveel moet je dus overhebben voor geluk, dacht ik. Voor wonen op een plek die goed en passend voelt. In een huis dat voelt alsof het een thuis kan zijn, jouw thuis, en waarvoor je bereid blijkt om tijdens de verbouwing je financiële grenzen steeds verder (en op allerlei creatieve manieren) op te rekken. Niets maakt zo vindingrijk, naïef en daadkrachtig als het verlangen naar een veilige, fijne plek die net als je lievelingsjas dient als een warme beschermlaag tussen jou en de rest van de wereld.

En, laten we wel wezen: in deze tijden waarin het haast onmogelijk is om aan woonruimte te komen, laat staan in je eentje een huis te kopen in de randstad, was ik allang blij dat dit huis me de kans bood om mijn oude huis, waar ik in me inmiddels niet meer thuis voelde, te verlaten.

Het nadeel van haast hebben met zo’n wezenlijke verandering  – want hoe graag ik mezelf ook wil voorhouden dat ik alles heel overwogen heb gedaan, ik had haast weg te komen van de plek waar ik toch ooit ook gelukkig moet zijn geweest – is dat je misschien te weinig tijd neemt om jezelf belangrijke vragen te stellen. Die in mijn geval bovenkwamen toen ik de laatste factuur van de aannemer betaald had, eindelijk kon douchen en ’s avonds op de bank zat met de rustgevende gedachte dat alle grote klussen gedaan waren. Het verbouwen was voorbij, het geluk kon beginnen. Het geluk waarvoor ik dit volledig uit de hand gelopen klusproject in eerste instantie was aangegaan.

Hoe lang zou ik hier gelukkig zijn? Was ik eigenlijk wel het soort persoon dat het grootste deel van haar volwassen leven op één plek wilde wonen? Als ik dan toch helemaal opnieuw wilde beginnen, had ik dan niet beter een andere plek kunnen kiezen, een nieuwe stad die ik nog zou moeten verkennen, zich als een rimpelloos meer voor me uitstrekte zonder eerdere herinneringen die het water vertroebelden? Een plek die ik mezelf nog kon toe-eigenen?

En misschien zou een jaar in het buitenland wonen ook goed voor me zijn. Weg van het vertrouwde, een dappere duik in een onbekend avontuur. Dat had ik ook kunnen doen met de overwaarde van mijn oude huis. Ik dacht dat ik mezelf geluk gunde, maar gaf ik mezelf niet vooral iets veiligs en voorspelbaars? Had ik mezelf klemgezet door te kopen?

Hoe maak je zo’n belangrijke keuze?

Hoe besluit je waar je wilt wonen? En voor hoe lang? Journalist Joshua Rothman schrijft in The New Yorker het volgende over het maken van keuzes:

”One of the paradoxes of life is that our big decisions are often less calculated than our small ones are.”

Voordat we een nieuwe laptop kopen, spenderen we heel wat uren op internet om er zeker van te zijn dat we de juiste keuze maken. Bij een huis doen we soms binnen twee dagen een bod (en over het algemeen kosten huizen wat meer dan laptops). We zijn er op z’n zachtst gezegd niet zo goed in als mensheid, keuzes maken. Onze keuzemogelijkheden worden beperkt door eerder gemaakte keuzes, we hebben niet alle benodigde informatie of we interpreteren informatie die we wel hebben verkeerd: ‘Decision-makers are compromised by groupthink and by their own fallible minds,’ aldus schrijver Steven Johnson.

Nu is dit op zich niets nieuws. Psycholoog Daniel Kahneman deed al eerder onderzoek naar de manier waarop we beslissingen nemen en kwam tot het verbluffende inzicht dat maar liefst 95% van ons gedrag onbewust tot stand komt – zonder dat daar dus een bewust besluit aan voorafgaat. We handelen snel, routinematig en op basis van intuïtie. Waarschijnlijk had ik op het moment dat ik de deur uit liep na de eerste bezichtiging al besloten dat ik een bod ging doen en zocht ik daarna rationele argumenten om die keuze te ondersteunen en aan het bewuste deel van mijn brein (systeem 2, volgens het dual-process model van Kahneman) te verantwoorden.

En dan zit er ook nog eens ruis in alle beslissingen die we nemen. Zelfs als we daarvoor wel langzamere, bewuste systeem 2, het rationele deel van ons brein, gebruiken. Die ruis (Kahneman noemt het noise) bestaat uit alles wat irrelevant is voor de beslissing die we moeten nemen, maar wat onbewust toch van invloed is:

”Human judgments are strongly influenced by irrelevant factors, such as their current mood, the time since their last meal, and the weather. We call the chance variability of judgments noise.”

Daarom verkopen huizen beter als de zon schijnt. Of als er de geur van versgebakken appeltaart hangt. En daarom moet je maar hopen dat, als je ooit in een rechtbank belandt, de rechter in kwestie goed geluncht heeft voor ze jouw zaak moest behandelen. Als ik op de bezichtingsdag net een vervelende kwestie op werk achter de rug had en in de regen voor de deur stond te wachten tot de makelaar me binnenliet, was ik misschien niet zo enthousiast geweest over het huis. Iets kleins en over de lange termijn gezien onbeduidends, had dan grote gevolgen gehad. Op het moment zelf inschatten of ik de juiste beslissing maakte op die zonnige vrijdag in september is dus vrijwel onmogelijk met alle factoren die een rol speelden waar ik me grotendeels niet bewust van was.

Bij relatief grote, belangrijke beslissingen zoals de aankoop van een nieuw huis, een auto of een vakantie laat ons denkproces, wat we als mensheid toch behoorlijk hoog hebben zitten, ons in de steek. ‘We are mostly fumbling around in the dark,’ aldus gedragswetenschapper Dan Ariely. Hij schreef het bekende boek Predictably Irrational, waarin hij aantoont dat we misschien wel denken dat we intelligente, rationele keuzes maken, maar in werkelijkheid worden onze keuzes beïnvloed door allerlei ‘biases’ ofwel denkfouten. Zoals dat we ons hechten aan iets wat van ons is, waardoor het lastiger is om daar afstand van te doen – iets wat de makelaar slim inzette door me het gevoel te geven dat het huis min of meer al van mij was.

Ook de munttheevriendin heeft inmiddels een huis gekocht. Ze bezichtigde meerdere, vergelijkbare huizen en twijfelde uiteindelijk tussen een huis dat min of meer af was en waar ze weinig aan hoefde te doen en een huis waarvan ze meteen al zag dat ze de vloer, tuin en keuken zou moeten aanpakken. Vooraf lag haar voorkeur bij het eerste huis. Rationeel gezien was dat logisch: ze zou minder hoeven klussen, het was recent opgeknapt en voldeed aan haar smaak.

Na de bezichtigingen zei ze: ‘Op de minder mooie ben ik gek genoeg een beetje verliefd geworden.’ Het werd de minder mooie.

Er is altijd een ongeleefd leven

Ik zou willen schrijven dat we daar dan misschien maar genoegen mee moeten nemen. De wetenschap dat ons denken feilbaar is en onze beslissingen irrationeel. Tegelijkertijd voelt dat onbevredigend. Want het neigt naar een bepaald soort nonchalance. We zijn niet in staat goed doordachte beslissingen te maken en we kunnen slecht voorspellen wat de gevolgen van een beslissing voor ons geluk zullen betekenen. Dan maar niet.

In een essay over keuzes schrijft journalist Jan Postma:

”Willen is niet hetzelfde als zeker weten. Een willen kan vol twijfels zitten, vol zijn van het besef dat iedere keuze voor iets ook het verlies van iets anders inhoudt, en dat dat de menselijke conditie is. Bij een keuze tussen twee opties baren beide keuzes op hun manier een ongeleefd leven. Of dat ongeleefde leven ons achteraf aanlokkelijker zal toeschijnen valt met geen mogelijkheid te zeggen.”

Iets vooraf zeker willen weten is een onhoudbaar verlangen dat op geen enkele manier te bevredigen is. Er zal altijd een optie zijn waarvan we niet weten hoe het uitpakt, waarvan we ons enkel kunnen inbeelden hoe het ons geluk zou hebben beïnvloed. Er zal altijd een ongeleefd leven zijn, welke keuze we ook maken. Gelukkig lossen de menselijke tekortkomingen zichzelf soms op, kunnen we onszelf achteraf ervan overtuigen dat de genomen beslissing inderdaad de juiste was. Lang leve cognitieve dissonantie.

Dan kan ik wanneer ik op de bank zit en denk aan wat ik toch ook mis aan mijn oude huis – het groene uitzicht bijvoorbeeld, de knopjes die ik in de vroege lente al aan de takken zag verschijnen en de houtduiven die zich in de boom voor mijn raam nestelden – en alles wat het verhuizen en verbouwen me gekost heeft, mezelf vertellen dat het zo fijn is dat ik het vertrouwde geluid van het carillon kan horen, dat het licht hier zo mooi naar binnen valt en de buurt zo fijn is, met de vele alleenwonenden in de straat en de buurvrouw die me bij het groeten glimlachend toeroept dat ze toch niets teveel gezegd heeft over de hechte straat waarin ik ben komen wonen.

En het geloven, want het is waar.

0
1
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x